Het is vijfhonderdenvier jaar na de verschijning van Utopia van Thomas More, honderdendrie jaar na de Russische Revolutie, tweëenvijftig jaar na mei ‘68. Wat is er sindsdien gebeurd met het idee van de toekomst? Kijken we naar populaire cultuur, dan zien we een tsunami aan apocalyptische scenario’s. Eindeloze blockbusters tonen ons het spectaculaire einde van de wereld. Het idee dat de toekomst ook maar een minimale verbetering op het heden zou kunnen zijn, lijkt ondenkbaar geworden.
Die dystopische culturele conditie speelt autoritaire krachten over de hele wereld in de kaart. Radicale economische ongelijkheid, structureel racisme en klimaatcatastrofe hebben een vorm van pre-traumatic stress disorder gecreëerd. We voelen existentieel dat onze invloed op de wereld om ons heen radicaal is verminderd en dat rampen van ongekende schaal op ons afstevenen. Dat maakt ons kwetsbaar.
Politici zoals Bolsonaro, Trump, De Winter, Baudet, Le Pen en Salvini exploiteren dit collectieve trauma-in-wording en bieden ons kernachtige verhalen – master narratives – die de terugkeer bepleiten naar een overzichtelijke wereld, een mythisch tijdperk dat nooit heeft bestaan, maar dat zij presenteren als geïdealiseerde toekomst (Make America Great Again). Net als de heldhaftige mariniers en superhelden die in spectaculaire rampenfilms ondemocratisch de leiding nemen, presenteren zij zich middels deze retro-sciencefiction als het enige stabiele baken in de eindtijd.
De dominante verhalen van onze tijd
Daarom is het misschien niet verbazingwekkend dat de Pentagon Film Liaison Office in Los Angeles al decennialang dergelijke rampenfilms subsidieert met militair materieel. Cultuur legt hier de basis voor de huidige politieke orde; die schept de collectieve verbeelding van een gemeenschap, haar uitdagingen en haar toekomst. Niet voor niets is Trumps ideoloog Steve Bannon ook filmmaker. Hij verkondigt sinds 2004 in zijn documentaire pamfletten een aankomende eindstrijd waarin wit christelijk economisch nationalisme moet zien te triomferen, zoals in zijn Trump@War (2018).
Dergelijke propagandakunst – van de door het Pentagon gesubsidieerde rampenfilms tot Bannons alt-right cinema – heeft een ongekende invloed gekregen op onze samenleving. Gelieerd aan de ‘Oorlog tegen Terreur’ en nieuwe alt-right regimes, scheppen zij de dominante verhalen van onze tijd: verhalen over collectieve vijanden (vluchtelingen, terroristen, cultuurmarxisten, de globalistische elite) en daarmee tegelijkertijd verhalen over het ware volk dat deze vijanden moet bevechten. Hoe deze dystopische propagandakunst te weerstaan? Kan kunst de toekomst opnieuw denkbaar maken?
Van kunst wordt veelal verwacht dat zij kritische vragen stelt en spiegels voorhoudt, dat zij ambigu en gelaagd is en de werkelijke politieke oriëntatie van de kunstenaar obscuur houdt. Spreekt kunst zich uit, dan wordt zij neergesabeld als propaganda en zou zij welbeschouwd eigenlijk geen kunst meer zijn. Maar neigt het verwerpen van een politieke positie in een tijdperk van dystopie en autoritarisme niet al te sterk naar medeplichtigheid?
Emancipatorische propagandakunst
Wanneer we kritisch kijken naar de geschiedenis van onze ‘autonome’ kunst, dan kunnen we niet anders concluderen dan dat zij is bevochten in revolutie en politieke strijd. In de Europese geschiedenis was het de Franse Revolutie die, mede dankzij revolutionaire kunstenaars als Jacques Louis David, de eerste publieke musea en kunstsubsidies in het leven riep. Zij bevrijdde kunstenaars van hun propagandistische rol, onderdanig aan de corrupte monarchie. Ze opende de mogelijkheid voor kunstenaars zich te verbinden met het publieke belang. Zo gaf David mede vorm aan de festivals van de Revolutie, die een nieuwe republikeinse kalender en ‘seculiere religie’ introduceerden.
Net als David moeten wij ons als kunstenaars ook vandaag de vraag stellen in wiens belang onze verbeelding opereert. Is het ons doel het kapitalisme mooier te maken, de verdere commodificatie van kunst als elitegoed te faciliteren en ambiguïteit te preken in het aangezicht van nieuwe vormen van autoritarisme en fascisme? Of kan onze verbeelding bijdragen aan nieuwe politieke verbeeldingen van een wereld waarin een egalitaire toekomst opnieuw denkbaar, verbeeldbaar en dus realiseerbaar kan worden? Kan er tegenover dystopische propagandakunst zoiets als een emancipatorische propagandakunst bestaan?
De onderbelichte geschiedenis van kunstenaars die zich bezighielden met vormen van populaire, emancipatorische propagandakunst, toont van wel. Zo kent het Filippijnse ondergrondse verzet sinds het einde van de 19e eeuw twee zogeheten ‘propaganda- bewegingen’, waarin kunstenaars actief deelnemen om middels grootschalig poppenspel en muurschilderingen de bevrijding van de koloniale machten en de Marcos-dictatuur te verbeelden. In 1925 publiceert schrijver en politicus Upton Sinclair zijn boek Mammonart: een kunstgeschiedenis vanuit het perspectief van klassenstrijd. Alle kunst is propaganda, zo stelt Sinclair, maar de socialistische revoluties van zijn tijd zouden het mogelijk maken nieuwe egalitaire werelden te propaganderen. In dezelfde periode roept socioloog, schrijver en burgerrechtenactivist W.E.B Du Bois op tot een propaganda die de strijd van zwarte gemeenschappen gelijkwaardig zou maken aan de dominante witte propaganda. In de jaren 70 bepleit schrijver, curator en activist Lucy Lippard een ‘intieme feministische propaganda’ die een nieuwe feministische canon in het leven moet roepen, en de patriarchale en kapitalistische cultuur ontbinden. En recentelijk was het feminist en filosoof Donna Haraway die een nieuwe propagandakunst voorstelde waarin de co-existentie van menselijke en niet-menselijke subjectiviteiten wordt uitgedragen.
De bevrijding van de verbeelding
Wat deze kunstenaars, schrijvers en activisten met elkaar verbindt, is dat zij zich direct engageren met de populaire (verzets)bewegingen van hun tijd voor onderwerpen als antikolonialisme, socialisme, zwarte bevrijdingsstrijd, feminisme en radicale ecologie. Zij begrijpen dat dominante cultuur en kunst altijd deel uitmaken van een propaganda, van het uitdragen van een normatief wereldbeeld, maar dat niet elke propaganda hetzelfde is. De propagandakunst die dictators in het zadel houdt of witte suprematie normaliseert, is onvergelijkbaar met de propagandakunst die zich verbindt aan het verbeelden van het gemeenschappelijke belang en egalitaire politiek. Emancipatorische propagandakunst is geen instrument van manipulatie, maar een bijdrage aan de bevrijding van de verbeelding: een verbeelding waarin een egalitaire toekomst mogelijk wordt.
Emancipatorische propagandaschool
Het project Training for the Future dat ik in 2019 organiseerde met Florian Malzacher in de industriële ruïnes van het Ruhrgebied in Duitsland, creëert een ruimte waar dergelijke allianties tussen sociale bewegingen, transnationale politiek en kunstenaars mogelijk moeten worden. Drie dagen lang werden in dit utopische trainingskamp zeshonderd deelnemers geoefend in alternatieve toekomstscenario’s voor de huidige dystopische cultuur. Een poging om ons de politieke, economische en culturele productiemiddelen in de toekomst opnieuw toe te eigenen.
Zo trainden de abortusactivisten van Women on Waves deelnemers in extraterritoriaal activisme. De European Center for Jineology Studies van de Koerdische Vrouwenbeweging trainde mannen in het zich ontdoen van een patriarchale mentaliteit. Het collectief Public Movement oefende deelnemers in militaire en activistische choreografieën om nieuwe lichamelijke vormen van collectiviteit uit te dragen. Heath Bunting deed praktijkoefeningen in intieme vormen van encryptie om de ondervraging van autoriteiten te weerstaan. Het Army of Love bepleitte de redistributie van liefde in een tijd van isolement en hyperindividualisme. Het Initiatief Zwarte Mensen in Duitsland oefende in dekolonisatie. Laboratory for Insurrectionary Imagination ontvouwde eco-activistische strategieën. En het Pan-Europese European Alternatives introduceerde technieken voor transnationale campagnevoering.
ROBOT LOVE. Stephanie Dinkins. Conversations with Bina48
Dit utopische trainingskamp is een emancipatorische propagandaschool. Zij moet nieuwe allianties mogelijk maken en politieke en artistieke verbeelding met elkaar verbinden. De autoritairen hebben hun eigen studiekampen en kasteelbijeenkomsten, de plekken waar zij nieuwe witte elites oefenen in politieke strategie en racistische denkbeelden. Zij die geloven in egalitaire politiek en cultuur hebben eveneens hun eigen utopische infrastructuur nodig, hun eigen scholen en trainingskampen, hun eigen parlementen en transnationale partijen.
Dystopische propagandakunst manipuleert ons met beelden van een toekomst in ontbinding, bevolkt door eindeloze vijandbeelden, met als doel de macht te grijpen en die te behouden. Emancipatorische propagandakunst heeft een andere, complexe en experimentele taak. Onze inzet is niet het ‘ware volk’ te propaganderen, maar een volk-in-wording. Een gemeenschap van de toekomst die zich niet laat chanteren door fictieve vijanden of zich niet laat verleiden tot een terugkeer naar een evenzo fictief verleden, maar die de werkelijke existentiële collectieve dreigingen van het heden in de ogen kijkt: precariteit, belastingparadijzen, fossiele energielobby, racisme en autoritarisme.
Wij die geloven in emancipatorische politiek, kiezen niet voor de autoritaire strategie om reeds kwetsbare groepen tot vijand te bombarderen, onze opponenten zijn de werkelijke machthebbers.
Als plek van radicale verbeelding is kunst per definitie altijd politiek, want zonder de verbeelding van een alternatieve toekomst, kan die toekomst ook niet worden verwerkelijkt. Op het keerpunt waarop wij ons nu bevinden, een tijdperk waarin de aarde zich wreekt en de propagandaoorlog volop woedt, is de verbeeldingskracht van kunstenaars belangrijker dan ooit. Generaties van artistieke strijd zijn aan dit moment voorafgegaan, dat is onze sociale, feministische en ecologische erfenis. Nu is het aan ons die geschiedenis van emancipatorische propagandakunst voort te zetten in het heden en ons collectief te trainen voor de mogelijkheid van een toekomst.
Jonas Staal is een visueel kunstenaar wiens werk draait om de relatie tussen kunst, propaganda en democratie. Hij is de oprichter van de artistieke en politieke organisatie New World Summit (2012-heden) en de campagne New Unions (2016-heden). Met BAK, basis voor actuele kunst, Utrecht, begon hij de New World Academy (2013-16), met Florian Malzacher leidt hij het utopisch trainingskamp Training for the Future (2018-heden), en met Laure Provost is hij co-administrator van de Obscure Union (2017-heden). Recente tentoonstellingen van zijn werk vonden plaats in Moderna Galerija, Lubljana, State of Concept, Athene, CCA Glasgow en het Van Abbemuseum. Zijn projecten zijn ook tentoongesteld in het Stedelijk Museum in Amsterdam, Moderna Museet in Stockholm, de 7th Berlin Biennial, de 31st São Paulo Biënnale, en de Oslo Architecture Triënnale. Staal heeft een PhD in propagandakunst behaald aan het PhDArts programma van de Universiteit Leiden.
Deze tekst verscheen eerder in nummer 195 van H_ART Magazine