Of het nu gebrek aan tijd, geld, voedsel, sociale contacten of iets anders is: schaarste beïnvloedt ons gedrag. Deadlines of geldgebrek kunnen ons bijvoorbeeld vindingrijk en doelgericht maken. Maar uit recent wetenschappelijk onderzoek blijkt dat schaarste ook voor blinde vlekken zorgt en zelf ons denkvermogen beperkt.
Harvard-econoom Sendhil Mullainathan en Princton-psycholoog Eldar Shafir leggen op vlotte en toegankelijke wijze uit dat de gevolgen van schaarste veel verder gaan dan we denken. Hun baanbrekende inzichten zorgden in de Verenigde Staten voor veel discussie en hebben verstrekkende gevolgen voor de onderwerpen die deze reeks van de Idealenfabriek aansnijdt, zoals armoedebestrijding, werkloosheid, en het concept van ‘eigen verantwoordelijkheid’.
Het begrip schaarste wordt door Mullainathan en Shafir omschreven als “minder hebben dan je voor je gevoel nodig hebt”. In hun boek snijden ze allerlei gebieden van het menselijk bestaan aan waarin deze schaarste een rol speelt, zoals in werksituaties, in het gezinsleven, en in persoonlijke gezondheidskwesties. Hieronder zijn enkele passages uit het hoofdstuk over armoede uit Schaarste opgenomen.
Keuzevrijheid in schaarste
Iemand uit de welvarende middenklasse die het zeer druk heeft, zit in die situatie omdat hij te veel projecten heeft aangenomen. Hij zou het minder druk kunnen hebben als hij minder hooi op zijn vork nam. Hij zou in feite kunnen kiezen voor minder schaarste. De omvang van zijn schaarste is tot op zekere hoogte een vrije keuze.
Deze vrijheid van handelen vormt een essentiële veiligheidsklep waarmee de stress en de schade van schaarste kunnen worden beperkt. De toerist die zichzelf voorbij dreigt te lopen omdat hij heel Italië in een week wil zien, kan zich maar tot op zekere hoogte druk maken over het gebrek aan tijd. Op een bepaald moment zal hij wellicht zeggen: ‘Weet je, ik ga het Colloseum wel een andere keer bekijken’, of: ‘Ik blijf een dag langer in Rome en sla een stuk van het zuiden over.’ Deze veiligheidsklep beperkt de schade en de ernst van de schaarsteval. Voor mensen die enige vrijheid van handelen hebben dreigt er slechts tot op zekere hoogte een schaarsteval. Iemand die te veel werk heeft aangenomen, kan een paar deadlines missen. Iemand die een dieet volgt, kan een pauze inlassen. Drukbezette mensen kunnen enkele dagen vrij nemen.
Van armoede kun je echter niet vrij nemen. Je kunt niet besluiten om niet arm te zijn – ook niet voor een tijdje. Er is in de wereld van de armoede geen equivalent van de persoon die een dieet volgt en zich erbij neerlegt dat hij te dik zal blijven of van de drukbezette persoon die enkele ambities opgeeft. Het zou dom zijn om te stellen dat de arme mensen op het platteland van India financiële schaarste het hoofd zouden moeten bieden door hun wensen bij te stellen. Basale wensen – kleding, vrijwaring van ziekte en zelfs eenvoudig speelgoed voor het plezier van je kinderen – zijn zeer moeilijk op te geven. De armen zijn niet de enigen die schaarste opgelegd krijgen. Iemand die dieet moet houden vanwege een medische aandoening, bijzonder eenzame mensen en mensen die drukbezet zijn omdat ze de huur alleen kunnen betalen als ze twee baantjes hebben, hebben allemaal weinig te kiezen. Een gebrek aan vrijheid leidt tot een bijzonder extreme vorm van schaarste.
Wat bedoelen we met armoede
Dit betoog maakt duidelijk wat we met armoede bedoelen. We bedoelen gevallen van financiële schaarste waarin het gewoonweg niet mogelijk is om verandering aan te brengen in wat je wilt of denkt nodig te hebben. Sommige van deze moeilijk te veranderen behoeften zijn biologisch van aart, zoals honger voor de zelfvoorzienende boer, en sommige zijn sociaal bepaald. Wat we denken nodig te hebben, hangt af van wat anderen hebben en van wat we gewend zijn. Vrijwel niemand in de rijke landen zal zich bijvoorbeeld bijzonder gelukkig prijzen omdat hij sanitair heeft, maar tot het laatste kwart van de negentiende eeuw was het haast onvoorstelbaar dat je over sanitair kon beschikken, en op veel plaatsen is het nog steeds een droom. Voor de zelfvoorzienende boer is het een luxe; voor iemand in New Jersey een noodzaak. Het bezit van een auto was in de jaren vijftig een statussymbool, en dat is het in grote delen van de wereld nog. Een gecompliceerde en moeilijk te beantwoorden vraag is: hoe laten deze behoeften zich vergelijken? Voelt de arme Amerikaan die zich geen toereikend sanitair kan veroorloven zich echt ongeveer hetzelfde als de arme boer die zich geen overhemd kan permitteren, of als de arme Europeaan die geen geld heeft voor een auto? Er zijn te weinig gegevens om te bepalen in welke mate deze twee vormen van armoede – absolute versus relatieve – psychologisch vergelijkbaar zijn. Binnen ons bestek zijn het allemaal voorbeelden van armoede.
Bandbreedte
Een van de dingen waaraan het de armen vooral ontbreekt, is bandbreedte. Door het gevecht om de eindjes aan elkaar te knopen houden ze minder van dit essentiële middel over. Dit tekort is niet van de gebruikelijke psychologische soort, die te maken heeft met een gebrek aan voedingsstoffen of te veel stress vanaf de vroege jeugd waardoor de hersenontwikkeling wordt belemmerd. Evenmin wordt de bandbreedte door armoede blijvend aangetast. De bandbreedte heeft te lijden onder de cognitieve belasting van het dagelijks gevecht om rond te komen; stijgt het inkomen, dan neemt ook de cognitieve capaciteit toe. De bandbreedte van boeren herstelde zich zodra de betalingen voor de oogst binnen waren. Armoede legt in essentie beslag op een groot deel van de bandbreedte en vermindert de cognitieve capaciteit.
Voor vrijwel alle aspecten van ons gedrag is bandbreedte nodig. We gebruiken haar om onze kansen bij een spelletje poker te berekenen, de gezichtsuitdrukking van andere mensen te beoordelen, onze emoties in de hand te houden, onze impulsen te onderdrukken, een boek te lezen, creatief te denken. Vrijwel alle hogere cognitieve functies doen een beroep op de bandbreedte. Maar een belasting van de bandbreedte wordt gemakkelijk over het hoofd gezien. Misschien kun je je het ’t beste zo voorstellen: stel dat je met iemand in gesprek bent die duidelijk tegelijkertijd iets anders aan het doen is, surfen op het internet bijvoorbeeld. Als je niet wist wat hij deed, hoe zou hij dan op je overkomen? Duf? Verward? Afwezig? Een belasting van de bandbreedte kan hetzelfde beeld geven.
Niet slechts een materieel probleem
Als je de armen wilt begrijpen, moet je je dus voorstellen dat je met je gedachten elders bent. Je hebt de afgelopen nacht slecht geslapen en je bent niet zo helder. Het kost veel moeite om jezelf in de hand te houden. Je bent afwezig en raakt snel van streek. En dat elke dag. Naast al die andere materiële problemen die armoede met zich meebrengt, brengt het ook een mentaal probleem met zich mee.
In dit licht gezien is duidelijk wat het beestje is en kunnen we het bij zijn naam noemen. Het falen van de armen is onlosmakelijk verbonden met het ongelukkige feit dat ze arm zijn. Onder deze omstandigheden zouden we allemaal falen (en hebben we ook gefaald!).
Eén verklarend mechanisme
De belasting van de bandbreedte is een aantrekkelijke verklaring omdat ze licht werpt op een aantal uiteenlopende fenomenen. De meeste andere verklaringen voor het falen van de armen hebben slechts betrekking op één aspect. Misschien wieden boeren niet om culturele redenen; misschien nemen diabeten hun medicijnen niet in vanwege de bijwerkingen; misschien ontbreekt het arme ouders gewoon aan kennis. Deze verklaringen vertonen zo weinige samenhang omdat de omstandigheden van de armen zo verschillend zijn. Wat mensen in Trenton niet weten, weten ze misschien wel in Nairobi. En wat in Nairobi de norm is, is dat misschien niet op het platteland in de Filipijnen. Daarentegen kan één fundamenteel mechanisme – de bandbreedte – deze uiteenlopende verzameling van empirische feiten bij allerlei vormen van gedrag en op verschillende momenten en plaatsen verklaren. Uiteraard zijn de specifieke omstandigheden ook belangrijk wanneer we het leven van de armen willen begrijpen, maar de bandbreedte is van essentieel belang en is in al die omstandigheden van toepassing.
Een nieuwe kijk op armoede
Begrijpen we de rol van de bandbreedte, dan zullen we ook de specifieke omstandigheden van de armen beter kunnen begrijpen. Ziekte, lawaai en ondervoeding zijn niet langer enkel een bron van ellende, maar ook een extra vorm van belasting van de bandbreedte. Voor het aanleren van alle vaardigheden, of het nu gaat om sociale vaardigheden of het omgaan met geld, is bandbreedte nodig. Als het de armen aan bandbreedte ontbreekt, zal het voor hen moeilijker zijn zich nuttige vaardigheden eigen te maken.
Dit alles leidt tot een nieuwe kijk op armoede. We moeten de gegevens die al verzameld zijn – over therapietrouw, wieden, ouderschap en ander gedrag – bekijken vanuit cognitief oogpunt, uitgaande van de schaarsteproblematiek. De onderzoeksresultaten zouden niet moeten worden beschouwd als voorbeelden van geïsoleerde vormen van gedrag, waarvoor afzonderlijke verklaringen nodig zijn, maar als voorspelbare gevolgen van een overbelaste bandbreedte. Deze visie vraagt ook om een nieuw aandachtspunt bij het verzamelen van gegevens. Wanneer we armoede bestuderen, richten we ons doorgaans op materiële omstandigheden, maar we zouden ook moeten kijken naar de psychologische omstandigheden – naar de bandbreedte. Dan worden bestaande raadsels wellicht minder raadselachtig. Om de armen te begrijpen, moeten we beseffen dat ze op één ding geconcentreerd raken, te kampen hebben met tunnelvisie en fouten maken; dat het hun niet alleen ontbreekt aan geld, maar ook aan bandbreedte.