Amma Asante stelt dat het tijdperk is aangebroken om de ideologische discussie over de rol van de overheid weer op te pakken. We moeten terug naar de waarden en fundamenten waarop onze overheid gestoeld is. De overheid heeft een morele verplichting om de samenleving te ordenen, te zorgen voor spreiding en herverdeling van welvaart, kennis en macht. Ze pleit voor een stevige rol voor de overheid om bestaanszekerheid, werkgelegenheid, werk en welzijn (bed, bad en brood, ontplooiingskansen en geluk) te garanderen voor iedereen en niet alleen voor de sterksten en de gefortuneerden onder ons.
Amma Asante (1972) studeerde Politieke Wetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam. Ze was vanaf eind jaren 90 van de vorige eeuw tot 2006 lid van de Amsterdamse gemeenteraad. In 2016 kwam ze voor de PvdA in de Tweede Kamer als woordvoerder Hoger Onderwijs, maar kon na de verkiezingen van 2017 niet meer terugkeren.
Asante heeft haar politieke activiteiten altijd gecombineerd met werkzaamheden binnen het sociaal domein. Zo werkte zij onder meer in de jeugdzorg, asielopvang en publieke gezondheid.
De afgelopen jaren adviseerde Asante als Adviseur Sociaal Domein overheden en maatschappelijke organisaties over de decentralisatie van de Participatiewet, WMO, Jeugdzorg, transformatie van het sociaal domein, armoede en schulden. Asante heeft een ruime ervaring als gespreksleider en dagvoorzitter voor gemeenten, het Ministerie van Sociale Zaken & Werkgelegenheid en maatschappelijke organisaties in het sociaal domein waaronder De Globaliseringslezing.
Asante publiceert regelmatig in de media over sociale kwesties. Zo was zij in 2018 gastcolumnist voor de Volkskrant en pleitte zij middels een van haar columns voor een schuldenpardon. Inmiddels is zij voorzitter van de Landelijke Cliëntenraad.
Met het risico dat wij met ons betoog als ouderwets worden weggezet, doen wij het toch. Wij stellen namelijk dat het tijdperk is aangebroken om de ideologische discussie over de rol van de overheid weer op te pakken. We moeten terug naar de waarden en fundamenten waarop onze overheid gestoeld is. Wij zijn de mening toegedaan dat de overheid een morele verplichting heeft om de samenleving te ordenen, te zorgen voor spreiding en herverdeling van welvaart, kennis en macht. Het gaat om een stevige rol voor de overheid om bestaanszekerheid, werkgelegenheid, werk en welzijn (bed, bad en brood, ontplooiingskansen en geluk) te garanderen voor iedereen en niet alleen voor de sterksten en de gefortuneerden onder ons. Dit is nodig omdat te veel mensen ondanks de toenemende welvaart in onze samenleving uitvallen en uitgesloten worden.
We moeten af van het denken in Bruto Nationaal Product en overgaan naar het denken in Bruto Nationaal Geluk. De huidige premier van Nieuw-Zeeland gaat ons hierin voor. Om te bepalen hoe Nieuw-Zeeland er voor staat, kijken ze niet alleen naar economische factoren, maar onderzoeken ze ook hoe het land sociaal, cultureel en op het gebied van natuur en klimaat scoort.
En alle factoren tellen even zwaar mee. Door alleen naar het Bruto Nationaal Inkomen (BNI) te kijken wordt alleen gekeken naar het geld dat er binnenkomt. Stel dat je niet werkt bij een bedrijf, maar als vrijwilliger bij een stichting, dan wordt jouw bijdrage niet meegerekend in het succes van het land. Dat is vreemd, want je hebt wel een positieve invloed op het klimaat, dierenwelzijn, zorg voor kinderen, ouderen of welk ander maatschappelijk thema waar je je hard voor maakt. Ook de waarde van de natuur komt niet aan bod bij het BNI.
De overheid is ervoor om het geluk van ons allen na te streven en niet om de gefortuneerden onder ons nog gelukkiger te maken. Die radicale omslag in denken en handelen over de rol van de overheid is noodzakelijk om te voorkomen dat de kloof tussen arm en rijk en de kloof tussen hen die de veranderingen in de samenleving bij kunnen benen en zij die dat niet kunnen nog meer toeneemt totdat deze niet meer gedicht kan worden.
Een wereld zonder armoede
We zijn in Nederland ondanks de toenemende rijkdom niet in staat gebleken om armoede te bestrijden en ervoor te zorgen het met iedereen goed gaat. Nog steeds heeft een op de vijf huishoudens financiële problemen (Schonewille en Crijnen, 2018). Hiervan heeft ongeveer de helft lichte en de andere helft zware financiële problemen. Het totaal aantal huishoudens met ernstige financiële problemen wordt geschat op tussen de 500.000 en 700.000 (Schonewille en Crijnen, 2018). Slechts een klein deel van de huishoudens met ernstige financiële problemen weet de weg te vinden naar de schuldhulpverlening.
Het klinkt discutabel, maar armoede in een arm land is minder erg dan armoede in een rijk land als Nederland. Dat kan je namelijk wijten aan het gebrek van middelen. In een rijk land heeft armoede weinig van doen met het gebrek aan middelen, maar gebrek aan wil en vermogen om welvaart te herverdelen. Dat is misschien moralistisch, dat is misschien ouderwets, maar het is zeer zeker noodzakelijk. Wanneer wij onze ogen sluiten en nadenken over een wereld die wij willen achterlaten, dan is dat een wereld van gelijke kansen. Het is een wereld gevrijwaard van armoede en schulden. Een wereld waarin de overheid mensen op weg helpt en hen niet de afgrond in stort. Het is een wereld waarin medemenselijkheid centraal staat. Het is een wereld waarin niet eigen schuld dikke bult geldt maar waarin solidariteit heerst als nooit tevoren.
In de loop der decennia is een ideologische strijd tussen confessionelen en socialisten enerzijds en liberalen anderzijds beslecht. De strijd is gewonnen door de liberalen en die hebben ons langzamerhand meegenomen in het idee dat een kleine overheid beter is voor ons allemaal. Daardoor ontstaat volgens hen namelijk meer ruimte voor de markt en individualisten die in tegenstelling tot de overheid veel beter en efficiënter maatschappelijke problemen kunnen oplossen. Het marktdenken is doorgeschoten en leidt er onder andere toe dat handel in schulden als onderdeel van de markt wordt gezien.
In hun optiek is de rol van de overheid, daar waar hij nog een rol mag spelen, om zo weinig mogelijk geld uit te geven, efficiënt en pragmatisch te zijn. Het idee dat de overheid er is om bestaanszekerheid te bieden en iedereen erbij te houden heeft het hiertegen afgelegd. En we zijn met zijn allen ingepakt. We zijn dit gaan geloven. En vergeten dat het een keerzijde heeft. We zijn het vergeten dat niets zo onvoorspelbaar is als het leven en dat als het vandaag goed met ons gaat het morgen zo weer afgelopen kan zijn. Daar waar vroeger ons denken over het al dan niet bestaan van God ons in groepjes deelde, worden we nu in groepjes gedeeld door geld. Wie een goede opleiding heeft, heeft vaak een goede baan en kan zich daardoor permitteren om in bepaalde huizen te wonen die in bepaalde wijken staan. En wie in bepaalde wijken woont, komt op bepaalde feestjes, zit op bepaalde scholen en zit bij bepaalde sportverenigingen. In grote steden speelt culturele afkomst en etniciteit ook nog eens een rol. Het zijn de welbekende bubbels waarin we ons bevinden. De verzuiling is vervangen door sociaaleconomische en sociaal culturele bubbels. Zo klonten wij lekker bij elkaar.
Ondertussen zien we niet wat zich in de andere bubbels plaatsvindt. We wanen ons dus in een wereld waarin we denken dat het met ons allemaal goed gaat en dat de mensen die niet meekomen te verwijten valt. Ze zullen vast wel niet zo hard leren en werken als wij. Dit versterkt vervolgens het denken dat deze mensen harder aangepakt moeten worden. De overheid moet zo min mogelijk voor hen doen waardoor ze zelf wel opstaan en in hun kracht gaan staan, hun eigen verantwoordelijkheid pakken en weer regie over hun leven weer oppakken.
De geconditioneerde solidariteit is een geloof geworden dat we allemaal zijn gaan aanhangen zonder dat we ons daar van bewust zijn, of erger nog, bewust zijn van de desastreuze gevolgen. De gevolgen zijn desastreus – niet alleen voor de mensen die het treft, maar voor ons allemaal. Want uiteindelijk lopen wij allemaal risico op onvoorspelbare levensgebeurtenissen waardoor we zomaar aan de afgrond van de samenleving kunnen komen te staan. Dan zijn wij allemaal gebaat bij een overheid die ons weer op weg helpt en ons niet de afgrond in stort.
"Soms huil ik dagen achtereen van de stres"
We lopen allemaal risico en dit wordt pijnlijk duidelijk wanneer je spreekt met mensen die ernstig in de problemen verzeild zijn geraakt. De Landelijke Cliëntenraad behartigt de belangen van mensen voor wie het leven niet over rozen gaat. Die om welke reden dan ook hun kansen op succes in deze samenleving als sneeuw voor de zon zien verdwijnen.
De sociale zekerheid zou erop ingericht moeten zijn om mensen door de ergste crisisheen te helpen en hun kansen te keren. Binnen onze cliëntenraad ervaren steeds meer leden dat steeds meer burgers ondanks de sociale zekerheid verder in de problemen raken, in een sociaal isolement komen. Zij hebben niet meer het gevoel dat hun kansen kunnen keren. Dit is des te schrijnender, omdat na de crisis de welvaart ongekende groei heeft doorgemaakt. In de problemen of in de schulden raken is niet eigen schuld. Een crisis zit in een klein hoekje. Een voorbeeld hoe het mis kan gaan zien we bij Inge. Haar situatie is bij allerlei instanties bekend maar geen van hen kan iets voor haar doen.
“Op mijn 26e lachte het leven mij toe. Zes jaar later zit ik hier. Nooit gedacht dat ik ooit in deze positie terecht zou komen. Kort nadat mijn man en ik trouwden kochten we een eigen woning. We waren zo trots. Net getrouwd, een eigen huis en er was een kindje op komst. Maar binnen een jaar kreeg hij een financieel conflict met zijn compagnon en verloor hij zijn bedrijf. Daarmee viel zijn inkomen weg en bleven we zitten met een grote schuld die wel afgelost moest worden.
Ik had gelukkig mijn baan nog en zorgde daarmee voor een stukje inkomen waarmee we onze hypotheek nog konden aflossen. Ondanks de stress die dit met zich meebracht bleef ik stug doorwerken. We overleefden door om de maand de hypotheek te betalen. De financiële stress was slopend. Soms huilde ik dagen achter elkaar. Daardoor meldde ik mij vaak ziek van het werk. En als ik er was kon ik mij niet goed concentreren. Ik ging steeds slechter presteren. Totdat mijn werkgever het zat was en mij ontsloeg.
Mijn man met wie ik al veel botsingen had over onze schulden, wilde op een gegeven moment ook niets meer van mij weten. We scheidden. Met mijn inmiddels zesjarige zoon woon ik sindsdien bij mijn ouders, samen met mijn jongere broer en zus. Een huurwoning in Amsterdam krijg ik niet. De Dienst Wonen vindt me niet geschikt om een woning te huren en te betalen. Mijn ouders zijn ontzettend teleurgesteld in mij. Mijn huwelijk is mislukt, ik heb schulden en een kind. En ik woon bij hen in. Ik schaam mij voor mijn familie. Mijn vaders inkomen is niet toereikend voor alle zes van ons, dus draag ik zoveel mogelijk bij van mijn uitkering met toeslag. Dat is ongeveer 1200 euro per maand. Soms kan ik na maanden sparen schoenen kopen voor mijn zoon. De bank moet ons huis nog verkopen, maar mijn hypotheekschuld zal ongeveer 100.000 euro bedragen. Schuldhulpverlening doet niets voor mij zolang dat bedrag nog niet duidelijk is. Hoe ga ik terugbetalen? Ik heb geen baan. Ik zou graag weer werken en financieel onafhankelijk zijn. Ik heb een Hbo-opleiding.
Mijn huisarts verwees mij door naar een psycholoog. Ik moet daar altijd erg huilen. Door mijn schuldensituatie heb ik weinig zin in het leven. Het liefst ben ik thuis en ga ik nergens heen. Ik heb er de energie ook niet meer voor. Ik ga alleen nog maar de deur uit om mijn zoontje naar school te brengen en op te halen. Laatst had ik enorme hoofdpijn. Niks hielp. Toen ik bij een brillenwinkel naar binnenliep werd duidelijk dat mijn oogkassen naar elkaar gedrukt staan waardoor ik een bril nodig heb. Volgens mij komt dit door de stress en de continue spanning die ik voel in mijn lijf. Ik heb altijd hoofdpijn. Ik had vroeger nooit last van hoofdpijn of mijn ogen.”
Hoe is het mogelijk dat de mensen die bekend zijn bij allerlei instanties kunnen afglijden naar een sociaal isolement en in uitzichtloze situatie geraken? Hoe komt het dat de samenleving niet in staat is het vangnet te bieden waaruit mensen als Inge weer op kunnen krabbelen en een nieuwe kans krijgen? Dat vangnet gaat niet alleen over geld. Door gebrek aan betaalbare woonruimte komen er steeds meer mensen met een laag inkomen op straat. Daar zijn ook mensen bij die werken. Het is treurig en zorgwekkend dat in een steeds welvarender land het aantal daklozen en toeneemt. En de voedselbank het aantal klanten ziet stijgen. Wat moet er gebeuren om het tij te keren?
De arbeidsmarkt is niet de oplossing
We lopen allemaal risico, maar in een periode van economische voorspoed worden we ons steeds minder bewust van die risico’s die zowel sociaal als economisch van aard zijn. De arbeidsmarkt wordt als oplossing gezien voor alle maatschappelijke problemen. Werk wordt de beste manier genoemd om uit de armoede te komen. Burgers die niet deelnemen aan de arbeidsmarkt en een beroep doen op een uitkering, zitten in het verdomhoekje. De overheid bouwt prikkels in regelingen om mensen ertoe te bewegen aan het werk te gaan. Succes beschouwen we steeds meer als iets maakbaars. Onheil kan met de juiste instelling worden omgebogen door geboden kansen te benutten. Als u niet rookt, een opleiding hebt gevolgd, minstens 32 uur werkt, een half uur per dag beweegt, de consumptie van vlees en alcohol matigt, uw vaccinaties neemt, tijdig uw rekeningen en premies betaald, dan komt het helemaal goed met u. Dit lijkt zo’n beetje de bijsluiter van de BV Nederland te zijn.
Deze bijsluiter is echter niet voor iedereen van toepassing. Niet iedereen heeft dezelfde kansen en mogelijkheden om mee te kunnen komen in onze snel veranderende samenleving. Op de arbeidsmarkt zien we een doorgeschoten flexibilisering waarin Nederland afwijkt van vergelijkbare landen om ons heen. Er zijn grote verschillen tussen goed opgeleide werkenden die goed verdienen en goed zijn beschermd en werkenden die slecht zijn opgeleid die veelal werken in laagproductieve banen met geringe sociale bescherming. Als zij hun werk verliezen, lopen ze het risico lang aan de kant te staan. De huidige regels sluiten hen eerder uit dan in. En armoede en schulden liggen voor hen op de loer. De commissie Borstlap stelt zich de vraag in wat voor land willen wij werken. De Landelijke Cliëntenraad vraagt door: in welk land willen wij léven en werken? Ook het pad van de ‘hardwerkende’ Nederlander gaat niet altijd over rozen. Tegenslag kan iedereen overkomen. We zien het uit het voorbeeld van Inge. Een ernstige ziekte, een scheiding of een partner die overlijdt kan ons allemaal overkomen. En dan gaat het erom!
De commissie Borstlap: deze onafhankelijke commissie van experts werd vorig jaar ingesteld door minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en staat onder leiding van
oud-topambtenaar Hans Borstlap
Minder rigide regels
Nederland is een regelland. En natuurlijk zijn er regels nodig. Maar als regels star zijn en er nauwelijks ruimte is om een uitzondering te maken om een probleem op te lossen, als regels ertoe leiden dat mensen in de schulden raken door de overheid, dan is het hoogtijd om het huidige vangnet (inclusief de vele inkomensregelingen) te bekijken om te bezien of er aanpassingen nodig zijn.
Armoede bestrijden in Nederland?
Nederland kent een lappendeken van landelijke toeslagen, gemeentelijke regelingen en ontheffingen. Het is geen wonder dat mensen de weg niet kunnen vinden en dat er sprake van niet gebruik. De weg niet weten is echter niet de enige reden dat mensen geen gebruik maken van regeling. Onder hen zijn mensen die slechte ervaringen hebben door hoge terugvorderingen. Dat kan je zo overkomen met wisselende inkomsten, een kleine loonsverhoging of een extraatje van jouw werkgever. Dan kan je over een inkomensgrens gaan van de huur of zorgtoeslag en als dat gebeurt mag je alles wat je in dat jaar hebt ontvangen terugbetalen. Mensen raken hierdoor diep in de schulden ondanks de mogelijkheden van afbetalingsregelingen. Want, van een laag en of onregelmatig inkomen valt nauwelijks iets af te betalen. Mensen zijn al blij als ze zonder roodstand het einde van de maand halen.
De Landelijke Cliëntenraad pleit voor het afschaffen van toeslagen en een ander systeem van inkomensondersteuning dat werkt als een springplank en mensen niet in de schulden brengt. Wij willen ook dat er een einde komt aan terugvorderingen.
Dit draagt namelijk bij aan financiële problemen voor mensen met een laag inkomen of een uitkering. Dat mag je in de Idealenfabriek dromen. Dromen zijn mooi en soms op de lange termijn wellicht ook nog wel bereikbaar – maar als Landelijke Cliëntenraad willen we ook op de korte termijn mensen vooruithelpen. Wellicht met deze droom, die sneller kan worden gerealiseerd als we dat willen: stop met het huidige systeem van toeslagen toekenning en ken alle uitkering, toeslagen en financiële regelingen ambtshalve toe op basis van de gegevens in de polisadministratie. De financiële gegevens van alle mensen in loondienst en met een uitkering zijn namelijk zichtbaar in de polisadministratie. De overheid kan daardoor in een oogopslag zien hoeveel wij allemaal verdienen en wie recht heeft op een aanvulling. Het is tot de euro nauwkeurig wat iedereen in loondienst en met een uitkering aan inkomsten heeft. Hanteer het motto ‘eens gegeven blijft gegeven.’ Kleine zelfstandigen en zzp-ers worden met dit systeem niet geholpen, maar de menskracht die we vrijspelen door ambtshalve toekenning kan worden ingezet om de groepen op te sporen die we niet in de polisadministratie vinden en een laag inkomen hebben.
Na de ideologische discussie over de rol van de overheid om mensen weer op weg te helpen, hopen wij uit te komen op de volgende vier zaken, namelijk dat:
1. Beleid wordt ontwikkeld vanuit een erkenning dat we mensen weer op weg helpen als het misgaat en hen niet de afgrond instorten;
2. Beleid wordt ontwikkeld ten behoeve van de toerusting van de mens zodat hij zijn kansen kan keren;
3. Beleid bijdraagt aan een verhoging van het Bruto Binnenlands geluk;
4. De overheid intelligente dingen doet in de uitvoering van beleid dat bovengenoemde toets doorstaat.